5 tips voor een goede zinsopbouw
27 juni
Iedereen schrijft tegenwoordig: e-mails, blogs, websiteteksten, verslagen en ga zo maar door. Maar dat betekent niet dat iedereen even goed schrijft. Wil jij een betere schrijver worden? Begin dan met onze tips voor een goede zinsopbouw. Zet ze in en jouw tekst wordt beter gelezen én beter begrepen.
Even vooraf
Laten we beginnen met een disclaimer: deze tips zijn bedoeld voor zinsopbouw in informatieve teksten. Dat is heel wat anders dan wanneer je bijvoorbeeld een roman wilt schrijven. Dan wil je een lezer laten wegdromen en meenemen in een andere omgeving. Je lezer is dan ook bereid zich te verdiepen in jouw bloemrijke taalgebruik. Informatieve teksten zijn anders: jouw lezer heeft een doel en wil dat doel zo snel mogelijk bereiken. Je helpt de lezer dan met een duidelijke schrijfstijl.
Een voorbeeld
”Het is belangrijk dat elke zin een duidelijk doel heeft, dus niet te veel wollige en overbodige bijvoeglijke naamwoorden bevat en zeker geen irritante tangconstructie – je weet wel, van die zinnen die, omdat je dat echt nodig vindt, nog even een uitleg tussendoor bevatten –, waardoor de zin onnodig lang wordt en lastiger begrepen kan worden, zeker omdat er is geprobeerd om alle informatie in één zin te stoppen.”
Zo moet het dus niet. Hoe het wel kan? Dat laten we je straks zien. Doe zelf maar eens een poging aan de hand van onze tips.
Tip 1. Kies één hoofdboodschap per zin
Het allerbelangrijkste bij schrijven is: bedenk wat je wilt vertellen. Dat geldt niet alleen voor je hele verhaal, maar ook voor iedere zin apart. Elke zin is een klein verhaal met een kop en een staart. Die kop en staart moeten vooral niet te ver van elkaar af staan, zodat de lezer gelijk begrijpt wat je bedoelt. Weeg ieder woord in de zin af: hoort het per se in deze zin thuis? In bovenstaand voorbeeld is het best een kunst de hoofdboodschap te vinden. Zie jij het?
Tip 2. Vind het onderwerp en begin de zin daarmee
Het onderwerp van de zin vormt samen met de persoonsvorm (het werkwoord) de kern van je zin. Wie doet wat, wanneer en hoe? Als je dat weet, ken je je hoofdboodschap. Zorg ervoor dat die duidelijk is. De rest is ballast of hoort in een andere zin thuis. Beginnen met het onderwerp zorgt er ook voor dat je actiever schrijft. Uit het voorbeeld hierboven: “en lastiger begrepen kan worden”. Door wie en waar ging het ook alweer over? Precies, de lezer en de zin. Dus: “Je lezer heeft meer moeite de zin te begrijpen”.
Tip 3. Zet vaker een punt
Iedere zin eindigt met een punt. In duidelijke zinnen staat zo’n punt nooit te ver weg. De veel te lange voorbeeldzin bevat vijf komma’s en twee gedachtestreepjes. Die tekens worden jouw alarmbellen, net als voegwoorden. Denk aan hoe kinderen een verhaal vertellen: ‘en toen, en toen, en toen …’ Heel enthousiast, maar er zit amper een pauze in. Zet dus vaker een punt. Bedenk wel: voegwoorden zijn niet helemaal verboden. Ze zorgen er ook voor dat zinnen met elkaar worden verbonden. Wel kun je bijvoorbeeld een bijzin met ‘waardoor’ vervangen door een nieuwe zin met ‘daardoor’. Zo houd je de tekst voor je lezer behapbaar.
Tip 4. Schrap overbodige woorden
Voor een actieve zin zijn niet veel woorden nodig. Let op:
- Hulpwerkwoorden zoals kunnen, willen, worden en moeten: dit zijn signaalwoorden voor omslachtig en passief taalgebruik.
- Tussenwoordjes als ‘er’ en ‘om’: deze kun je bijna altijd weglaten.
- Bijvoeglijke naamwoorden: gebruik je ze automatisch of voegen ze echt iets toe?
Tip 5. Wissel korte zinnen af met iets langere
Dat je één hoofdboodschap per zin hebt, wil niet zeggen dat iedere zin superkort moet zijn. Een tekst met alleen maar korte zinnen na elkaar leest heel staccato. En zoals veel mensen zeggen: we zitten niet meer op de kleuterschool. Wissel korte en iets langere zinnen dus gerust met elkaar af voor het juiste ritme. Het gaat er vooral om dat zinnen niet onnodig lang zijn. Bedenk: eigenlijk is het veel knapper om in korte zinnen je boodschap te vertellen. En dat kun jij ook!
Het voorbeeld verbeterd
Voordat we onze ‘oplossing’ geven voor de voorbeeldzin die we aan het begin gaven: er is niet maar één manier om het beter te doen. Door toepassing van de tips voor een goede zinsopbouw kwamen wij tot deze tekst:
”Bepaal voor elke zin een doel, zodat de lezer de tekst goed begrijpt. Maak een zin vooral niet langer dan nodig. Verwijder overbodige bijvoeglijke naamwoorden en vermijd tangconstructies. Tangconstructies zijn zinnen met tussendoor een bijzin voor extra uitleg. Als die uitleg echt nodig is, zet je die in een aparte zin. Met duidelijke zinnen geef je alle informatie én bereikt je tekst zijn doel.”
Dat is een stuk beter toch? In plaats van één zin, staan er nu zes. Toch is de tekst korter én duidelijker als gevolg van een goede zinsopbouw. Dat wil jij toch ook?
Zie jij gelijk hoe een tekst beter kan? Of kun je daarvoor wel hulp gebruiken? Bij Emma Handson schrijven én redigeren we teksten, zodat die hun doel bereiken. Wil je ons inschakelen of juist bij ons komen werken? Neem dan contact met ons op.